De test

Natasha rent naar het maxibusje en stapt in. Ik zwaai haar na en stop ik mijn handen in mijn zakken. Twee metromunten en een tien roebel biljet. Natasha heeft de tas met mijn paspoort, handschoenen en al het geld. Stom, want ik moet mezelf drie uur bezighouden tot ik de uitslag in ontvangst kan nemen. Ik slof een paar keer de oude Nefksi op en neer. Tevergeefs probeer ik me tegen de felle oktoberwind te beschermen. Iedere keer loop ik een blokje verder. Op zoek naar een leuke etageruit. Tijdens mijn wandeling zie ik een lampenwinkel, drie reisbureaus, steeds weer dwalen mijn gedachten af, wat als....

Na een uurtje ga ik het metrostation binnen om me een beetje op te warmen. Ik heb een sportkrant gekocht, ook Zenit 2 heeft gewonnen. Van de drie resterende roebels kan ik zelfs geen kop thee of koffie meer kopen. De tijd kruipt. Ik probeer er niet aan te denken, maar het lukt me niet. Ik zweet terwijl ik het koud hebt, het is de scherpe geur van angst.

Het is tegen vieren, ik loop terug naar de polikliniek. Inmiddels zitten er een heleboel mensen bij het kabinet. Ik treed naar binnen en vraag beschroomd of ze al klaar zijn, Nog niet, over een half uurtje. Ergens ben ik blij dat ik in een verwarmde ruimte kan verblijven, maar ik wil ook niet wachten. De zuster doet de deur open, ik begrijp dat het tijd is. Ze leest de namen voor, de een na de ander neemt een bewijsje aan en vertrekt. Als er nog maar drie mensen over zijn ben ik eindelijk aan de beurt. Ik krijg een bewijsje met een stempel en een handtekening. Alles in orde, geen HIV, ik heb weer een papiertje in handen dat nodig is voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning. Nog zes te gaan. Ik heb het niet langer koud.