De immer groene tomaten

Ik lig heerlijk achterin de Mitsubitshi te pitten als mijn droom verstoord wordt door de woorden, 'je wilde toch tomaten planten, kom we gaan planten kopen'. Ik wrijf mijn ogen uit en zie een provisorisch kraampje langs de weg staan. Natasha is al een hevige discussie met de verkoopster aangegaan. Er stopt een zwarte fonkelnieuwe Mercedes met geblindeerd glas en een tamelijk gezet heerschap schaft wat komkommer- en tomatenplanten aan en scheurt weer weg.

Er zijn twee typen tomatenplanten, grote en struikachtige, de eerste kosten 18 roebel en de kleinere 8 roebel. 'Doe maar vier kleintjes ', breng ik in, de kans dat het iets wordt is zeer klein is mij van alle kanten bevestigd. Ik begin alvast 32 roebel uit te tellen. 'Vier', roept de verkoopster verontwaardigd uit, 'dat is toch niks, neem er tenminste acht'. Natasha is het roerend met haar eens. 'Maar het is toch alleen maar om te proberen', sputter ik half zacht en slaperig tegen.

Al enkele maanden heb ik Natasha aan haar verstand proberen te krijgen dat we naast komkommers, tomaten en paprika's moeten gaan verbouwen. Onze buurman merkte op dat Rusland het land is van de immer groene tomaten. Ik had de moed allang opgegeven. Volgens Natasha wordt dat niks, maar als ik mijn stap voor stap groentegids geloof, moet dat hier wel lukken.

Tijdens het laatste stukje van de reis dringt het tot me door dat de 10 centimeter hoge plantjes direct geplant dienen te worden, willen ze enige kans op overleving hebben. Ze zien er nu al zo zielig en zwakjes uit. Tegen zevenen komen we aan. Na een snelle hap, lopen we door de tuin, op zoek naar een geschikte plaats. Natasha wijst een gebiedje aan vlakbij de entree van onze plot. Het is op zich een goed gekozen plek, in het zuiden pal in de zon. Alleen staat het vol met rozenstruiken, bamboe en een duizelingwekkende hoeveelheid onkruid. Tegen elven heb ik een perkje van één bij vijf vrijgemaakt. We planten de tomaten, geven water en voedsel en gaan doodmoe naar bed.

In de weken erna volg ik het groeien van de plantjes op de voet. Vaak heb ik Natasha een florafiel genoemd, maar nu ben ik zelf besmet geraakt. Het eerste dat ik 's ochtends doe is het plastic van de ijzerdraadkas verwijderen en kijken of ze gegroeid zijn, of ze al gaan bloeien, of er al vruchtjes zijn. Vaderlijk spreek ik de plantjes toe, het schijnt dat ze beter groeien als je aardig tegen ze doet. Tijdens een nachtelijke regenbui maak ik Natasha wakker, 'de tomaten moeten toegedekt worden'.

De acht planten schenken zo'n honderdvijftig tomaten. Ik heb gehoord van de buren dat je ze kan plukken als ze groen zijn en dan in een krant moet wikkelen, ze worden dan vanzelf rood. Half augustus begint, tot onze niet geringe verbazing, een tomaat te rijpen. Als hij diep rood is plukken we hem en snijden hem in vieren. Uiterlijk is het net een Hollandse kastomaat, maar de smaak is vol en zoet.