Zwarte tong

Ergens halverwege februari 2001 kijk ik 's ochtends in de spiegel. Het gelaat dat ik gadesla is niet helemaal naar mijn zin. Uit balorigheid steek ik mijn tong uit. Dat deed ik vroeger als kind ook altijd. Mijn adem stokt, mijn hart slaat een slag over. Mijn tong is onweerlegbaar zwart. Niet een beetje, nee, echt zwart. In dolle paniek poets mijn tanden en mijn tong, spoel drie keer met mondwater en poets nog een keer. Hij blijft zwart. Ojee, daar heb je het al, koud ben ik een half jaar in Rusland en val ik ten prooi aan een vreemde ziekte, of ik al niet genoeg ellende aan mijn hoofd heb.

Diep bedroefd zet ik mij aan mijn ontbijt, de overheerlijke jam laat ik staan en ga over op müsli met sulfietsmaak. De volgende dagen spoel ik met soda, maar niets helpt. Mijn angst is inmiddels zo groot geworden dat ik de spiegel ontloop, hooguit met op elkaar geklemde kaken scheer ik me nog.

Zo gaat een week of twee voorbij. Slaperig was ik op een ochtend mijn gezicht met koud water en voor ik er erg in heb kijk ik in de spiegel naar mijn tong. Hij is roze, ik wrijf mijn ogen uit en werp nog een blik. Werkelijk, hij is gewoon weer roze. Ik bruis van de levenskracht en heb een vreselijke trek, eindelijk kan ik de müsli negeren en haal de zelfgemaakte bosbessenjam uit de koelkast te voorschijn. Terwijl ik de deksel van de pot afdraai schiet me te binnen dat je van bosbessen plukken zwarte vingers krijgt. Voordat ik door mijn zwarte tong werd opgeschrikt, heb ik zeker een maand lang iedere morgen een paar sneetjes witbrood met bosbessenjam naar binnen gewerkt. Bosbessen zijn overigens heel gezond, ze bevatten vitamine A, C en D.