Herfstvakantie

De eerste week van november is het vakantie. Een week geleden is het gaan dooien, dus we maken ons op voor een toegift buiten de stad. Zaterdag rusten we nog wat uit en zondagmiddag vertrekken we naar de datsja. Ik heb een rugzak vol voedsel, ook heb ik de laptop eindelijk weer eens meegenomen. Iets voor tweeën komen we op station Koepchina aan en rennen naar het perron, we kunnen de trein van twee uur nog halen. Helaas blijkt het spoorboekje omgegooid te zijn, de niet bepaald scheutige winterdienstregeling is ingevoerd. Ruim een half uur moeten we op de trein wachten. Het is een paar graden boven nul, de wind waait dwars door onze kleding heen op het onbeschutte perron. Het platform loopt langzaam vol, toch weten we zonder al teveel moeite een zitplaats te bemachtigen in de trein. De verwarming werkt niet, we gaan dicht tegen elkaar aan zitten om een beetje warm te blijven, maar ik blijf koude voeten houden. Een muzikant komt onze coupe binnen en zingt 'goedemorgen, laatste held' van Kino - de legendarische new wave groep van de Sovjet Unie eind tachtiger/ begin negentiger jaren -. 'Je wilde alleen zijn, maar dat ging snel voorbij'. Na het koukleumen is deze klassieker een onverwachte opwarmer.

De Russische undergroundrock uit die periode was een combinatie van poëzie, muziek en levenshouding. Zoals Bots in de zeventiger jaren al zong: 'we stoppen met het zingen in het Engels en over niets'. Waar maar tevergeefs.

Rond vieren komen we aan. De tuin ligt er desolaat bij: gevallen bladeren, rottende planten en modder. De straat is verlaten, alleen uit de schoorsteen van het huisje van Tjotja Lucia komt rook. Natasha steekt de haard aan, ik loop door de tuin van Andrej naar de overbuurvrouw om de televisie, het kookstel en de elektrische verwarming te halen. Tjotja Lucia, die lerares geschiedenis op de middelbare school in Viritsa is, vraagt me of Nederlanders een eigen taal hebben, omdat ze door de Romeinen, Spanjaarden, Engelsen, Fransen en Duitsers overheerst zijn. Even overweeg ik om haar te vertellen dat we ons inmiddels vrijwillig bij Amerika hebben aangesloten. Maar ik heb honger en volsta te zeggen dat we, ondanks alles, onze eigen taal behouden hebben, die wel wat weg heeft van de Duitse taal. Ik ga terug pak de rugzak uit, haal de emmers, de waterkoker en het bestek van zolder, breng hout en water naar de keuken. We warmen de paddestoelensoep op, die Natasha's moeder gemaakt heeft. Na een uur of vier flink stoken is de keuken redelijk op temperatuur geraakt.

De volgende drie dagen houd ik me voornamelijk bezig met houthakken. Koortsachtig ga ik de dikste stammen met wig en bijl te lijf. Het zou me niets verbazen als er in berken een verslavend goedje zit waar je high van wordt. Zelfs als ik mijn neus snuit ruik ik berkensap.

Lang geleden hebben Andrej Belski (de buurman) en ik, vanwege het vele werk dat je in de datsja moet verzetten, de bijnaam 'Goelag datsja' verzonnen. Dit doet de zaak geen recht, een datsja is meer de Russische variant van een sportschool, door emmers water uit de put te halen, hout te sjouwen voor de kachel, hout te hakken, te spitten en onkruid te wieden blijf je een beetje in conditie. Verder drink je schoon water en adem je gezonde lucht in. Het enige echte verschil met het krachthonk is de wasgelegenheid, in de zomer gaat het nog, omdat je in de rivier kunt springen of een douche kunt nemen. In de herfst kan je je alleen maar met koud water uit de emmer wassen, ik beperk me dan ook tot een paar palmpjes water en tandenpoetsen. Als we na vier dagen terugkomen zijn we aardig smerig. Al is het zuiver zweet, dat ruik je nauwelijks, althans ik niet. Ook plakt het minder dan stadstranspiratie. Op de bodem van de badkuip ligt een laagje zand als stille getuige.