Frisse lucht

Zaterdagochtends om elf uur stopt de auto van Valeri voor onze deur. We maken ons op voor het eerste echte bezoek dit jaar aan onze datsja. We rijden eerst naar Prospekt Slavi om nieuwe ruiten te kopen. Tijdens de winterinbraken zijn het slaapkamerraampje en vier ruitjes van het raam tussen de overloop en de keuken gesneuveld, tevens is het volledige raam uit de schuur gewipt. Verder zijn de sloten van de douche, de schuur en de overloop opengebroken. Het slot van de keukendeur is zodanig geforceerd, dat de deur niet meer open kan. Dat is wel erg ongemakkelijk, als je naar zolder wilt moet je via de voordeur en als je naar de keuken en de slaapvertrekken wilt, moet je via de veranda het huis binnen. Eigenlijk hebben we geluk gehad, want vanwege de weerbarstig keukendeur is geen van de inbrekers is op zolder geweest.

In de glaswinkel moeten we veertig minuten wachten omdat de glassnijders verdiept zijn in een potje backgammom. Ik verbaas me niet meer over zulk soort dingen en loop naar buiten om van het lentezonnetje te genieten. Het is meer dan tien graden. Ik zie de eerste knoppen aan de takken van de struiken. Het bloed bruist door mijn aderen, ik voel heel erg energiek. De bijna zes maanden lange winter lijkt nu echt voorbij.

Onderweg zien we dat er diverse aanrijdingen zijn geweest. Een tijdje nadat we de snelweg verlaten hebben, komen we een vrachtwagen tegen die met zijn aanhanger in een greppel beland is. Kalm poogt de chauffeur één van de wielen uit te scheppen. Hij zal voorlopig nog wel even bezig zijn. Bij één van de onbewaakte spoorwegovergangen brandt het licht, er is geen trein te bekennen, de auto's rijden voorzichtig over de oneffen overgang.

Na aankomst maken we een rondje door de tuin. Het tuinpad ligt bezaaid met afgebroken takken en ontdooide bladeren, het water is gelukkig al weggezakt. Het lijkt er op dat de appel- en de kersenbomen de zware vorst overleefd hebben. De deuren van het huis zitten op slot, er is in elk geval niet nog een keer ingebroken. In de schuur is een vreselijke ravage aangericht. De inbrekers hebben het raam met sponning en al naar buiten getrokken en vervolgens het kastje dat voor het raam stond omvergeduwd, waardoor alle potjes met spijkers, moeren en schroeven en bouten op de grond stuk zijn gevallen. Vorige herfst had ik alles gesorteerd. Ik ruim de ergste rommel op, zodat we het gereedschap kunnen bereiken. De bijlen staan gelukkig op hun plaats.

Valeri en ik maken de plint los en schroeven het slot uit de keukendeur. Het is zwaar verbogen onder de kracht van een koevoet. Het is een vijftig jaar oud gietijzeren slot. Met een paar stevige meppen slaat Valeri het slot weer recht, hij oliet het een beetje en het werkt weer als vanouds. Daarna schaven we de klemmende deur bij, zodat hij zonder problemen sluit.

Het repareren van de overloopraampjes verloopt minder voorspoedig. De ruitjes die we gekocht hebben blijken allemaal een halve centimeter te groot te zijn. Ze waren opgemeten met het meetlint van tante Lucia, naar het schijnt mag je daarmee nooit glas opmeten, omdat het lint uitrekt als je het straktrekt. In arremoede timmeren we de raampjes met triplex dicht, dan blijft de warmte binnen wanneer we stoken. Hierna houden we het voor gezien, we eten gekookte eieren met brood en drinken thee en gaan weer terug naar de stad. Na het avondeten ga ik direct een dutje doen. De volgende ochtend slaap ik uit, pas om negen uur kom ik uit bed. Mijn energie is verdwenen, ik voel me suf na de overdosis frisse lucht en natuur.