Maart

Begin maart, de dagen worden steeds langer, om halfacht is het licht en de zon gaat voor zevenen niet onder. Het is onbeschrijfelijk koud: even is het zelfs min twintig geweest en dat is voor begin maart in Petersburg veel te koud. Het is de strengste winter sinds 1941/1942. In Virita, het datsjadorp, is de afgelopen winter zelfs een keer min 37 gemeten. Het vriest dat het kraakt, maar de zon schijnt zo fel dat het ijs op de daken smelt en naar beneden druppelt. Het is windstil, eindelijk kan ik een paar minuten zonder muts en handschoenen buiten lopen. De zon verwarmt mijn huid.

Het hele huis staat vol met bloempotjes en bakken, sinds een paar jaar zijn we bezig iets van de tuin te maken. Omdat het seizoen zo kort is, ontkom je er niet aan om de zaadjes thuis te planten. Wekelijks haal ik extra zakken potgrond. De tomaten hebben we inmiddels gezaaid, de plantjes zijn nu pakweg vijf centimeter hoog. Ik vind het maar een doffe ellende, want je kan nergens een stap in huis zetten zonder in een plantenbak te staan. Alle vensterbanken zijn bezet, zodat luchten een helse toer is. Daarbij moet er voortdurend op de kat gelet worden, want als hij de kans krijgt, knaagt hij de stengels door en graaft de bakken leeg. Ik kijk dan ook uit naar eind april, wanneer de sneeuw in de tuin eindelijk gesmolten is, zodat het planten kan beginnen.

Half maart begint het te dooien, het is Hollands regenachtig en guur weer. De straten en stoepen in de wijk staan blank. Overal ligt blubber, het is onmogelijk om je schoenen en broekspijpen schoon te houden. Het afval, dat sinds begin november onder de sneeuw verborgen lag, komt te voorschijn. Na 2 weken dooi is het ijs van de straten bijna geheel verdwenen. 31 maart slaat het weer om, 's ochtends valt er natte sneeuw uit de grijze hemel, 's middags alweer 4 graden onder nul. De straat is weer bedekt met een laagje sneeuw; de winter die van geen ophouden wist.