Slechte taaldag

Als je een vreemde taal niet tot in de puntjes beheerst, treedt er af en toe een merkwaardig fenomeen op: de slechte taaldag (uiteraard voorafgegaan door de tegenpool: de goede taaldag). Wekenlang heb je een stabiel niveau en ineens heb je superdag. Je bent in staat om op straat of op het schoolplein zonder moeite alles te begrijpen en zelfs nog ergens een gevatte opmerking bij te plaatsen. In de winkel kan je uit het gemompel van de verkoopster met speels gemak de som van een fikse stoet boodschappen tot op de laatste kopeke opmaken, en direct het gepaste bedrag neertellen. Je voelt de bewonderende blikken in je rug van de mensen die achter je staan te wachten. 's Avonds kost het geen enkele moeite om het nieuws te volgen of de dialogen in een nagesynchroniseerde film te snappen.

Zonder aanwijsbare reden loopt het de volgende dag geheel anders. Het begint al bij de bushalte, waar iemand je om de tijd vroeg. Twintig voor negen, hoe zat dat ook alweer? Na een paar seconden geef je de moed op en laat de vrager zelf maar op je horloge kijken. Vanaf dat moment lijkt het of iedereen die je op je weg tegenkomt afgesproken heeft om het hoog Russisch verder te mijden en slechts ondoorgrondelijke, binnensmondse slang uit te kramen. Mijlenver ben je verwijderd van je gewone niveau. De handgeschreven namen van de producten in de winkel zijn plotsklaps onleesbaar geworden. Ook moet je alles drie keer herhalen, leg je bijna elke klemtoon verkeerd en over elk sleutelwoord, al is heeft het maar twee lettergrepen, struikel je. Geïrriteerd kijkt de verkoopster naar het biljet van 500 roebel, waarmee je een pak melk wilt afrekenen. 'Zoekt u er 2 roebel en 20 kopeken bij', zegt de verkoopster, terwijl ze 490 roebel op de toonbank legt. 'Nee', antwoord je, haar blik vermijdend in een poging je geschonden zelfvertrouwen te verbloemen. Je voelt het ongeduldige hijgen van de andere klanten in je nek: wat loopt die vent toch te teuten.