Het kinderziekenhuis

Veel kans om mijn post veertig syndroom te verwerken heb ik niet gehad. De woensdagochtend na mijn verjaardag stoppen Kolja en ik op weg naar de kleuterschool even bij het speelpleintje. Hoewel we veel te laat zijn, het is al kwart over negen, stem ik toe dat hij dat even zijn gang gaat. Hij zwaait in het klimrek heen en weer. Plotseling glijden zijn handen van de sport en valt languit op zijn rug, althans dat lijkt zo uit mijn positie gezien. Op het moment dat hij op het gravel neerkomt weet ik al dat er iets goed fout zit. In twee stappen ben ik hem. Ik heb mijn arm gebroken schreeuwt hij uit. Zijn rug is in orde, maar inderdaad heeft hij in zijn rechterarm beide botten gebroken.

De nachtmerrie van elke ouder is je kind te zien lijden, terwijl je niets kunt doen om de pijn weg te nemen. Shit, waren we maar gewoon doorgelopen naar de kleuterschool. Hij vergaat van de pijn, we zitten een paar minuten op een bankje, dan til ik hem op en draag hem naar huis.

Gelukkig is Natasha nog niet naar haar werk vertrokken. Ze belt wat instanties af. We moeten naar het traumapunt op Moskovski prospekt. Dima heeft intussen een auto gestuurd. Bij het traumapunt kunnen ze Kolja niet helpen, het is veel te serieus, hij moet direct naar het kinderziekenhuis, dat in de Avagardnaja straat gelegen is, worden gebracht.

Wanneer we aankomen staat het operatieteam al klaar. Het lijkt net een amerikaanse serie. De chirurg kijkt even naar de arm van Kolja. 'Waarom zijn jullie niet meteen met de ambulance gekomen?' vraagt hij. Kolja wordt onder volledige narcose geopereerd, de ingreep duurt twintig minuten. Dan wordt een diep slapende Kolja naar buiten gereden.

De artsen hebben een pen in zijn arm aangebracht om het schuiven van de botten tegen te gaan. De arm moet een maandje in het gips, het is lang geleden dat ze zo'n gemene breuk hadden gezien. Eigenlijk moet hij vijf dagen ter observatie in het ziekenhuis verblijven, maar als we elke ochtend voor controle komen mogen we hem vanavond al naar huis nemen.

Op de kamer ligt een meisje van zeven jaar, ze is uit de schommel gevallen en moet nu 6 weken op haar rug in bed liggen. Het dringt tot me door dat Kolja slechts op zijn arm terechtgekomen is. Haar ouders blijven om de beurt bij haar, er is een stretcher neergezet om de nacht door te brengen. De tafels, kastjes en de vensterbank staan vol met snoep, groente, fruit, brood, zakken chips, kaas, salami, sap, melk, half opgegeten maaltijden, kleding, boeken en tijdschriften. Het werkelijk onvoorstelbaar hoeveel voedsel zich in de kamer bevindt, ik heb sinds zeven uur 's ochtends niets meer gegeten, het is een ware marteling om hier naar te kijken.

Na een uurtje ontwaakt Kolja uit zijn slaap, een stille maar geweldige euforie komt over mij. Hij heeft een vreselijke honger en dorst, maar hij mag de eerste twee uur niets eten. De vader van het meisje gaat een tijdje weg en komt met een gegrilde kip terug. Kolja wil ook gegrilde kip, in plaats daarvan krijgt hij een paar theelepels gekookt water te drinken.

Om half zeven 's avonds komt Dima ons ophalen. Hij vertelt dat hij de directeur van het ziekenhuis afgelopen maandag toevallig heeft leren kennen. Als er iets was mocht hij altijd bellen. Vandaar die hele vertoning toen we aankwamen.

's Avonds laat kijk ik naar de festiviteiten rond het 300 jarig bestaan van Petersburg op de televisie, het is prachtig om de schepen, onder begeleiding van klassieke muziek en later vuurwerk, over de Neva te zien varen, maar ik voel er niets bij. Niet vandaag.

Midden in de nacht komt Kolja bij ons in bed liggen, met zijn gewoel houdt hij ons beiden wakker. Het is beter dat ik in zijn bed ga slapen, zodat hij de ruimte heeft. Een paar uur later maakt hij me wakker, zijn arm doet geweldig zeer, ik geef hem paracetamol. Als ik 's ochtends wakker word in zijn bed ligt hij vredig naast mij te slapen, ik heb het gevoel dat ik een hele nacht doorgezakt ben.

Een week lang reizen Kolja en ik iedere dag op neer naar het kinderziekenhuis. 's Ochtends om kwart over negen nemen we de bus naar Leninski prospekt en daar stappen we over op bus of marsroutka 130. Woensdag vertelt de arts ons dat de genezing naar wens verloopt en dat we voortaan één keer per twee dagen kunnen komen.

De voorbereidingen op de komst van Bush zijn in volle gang. Het verkeer dat op de Moskovski prospekt (de route naar het vliegveld) uitkomt, wordt door agenten tegengehouden terwijl er colonnes politiewagens voorbij razen. Op iedere hoek staan agenten. Dinsdagavond belt de wijkagent aan. Hij informeert of hier soms een buitenlander woont, aan zijn gezicht is te zien dat hij het antwoord allang weet. Ik toon mijn verblijfsvergunning en mijn Nederlandse paspoort. Hij heeft de opdracht om alle buitenlanders die in microrayon Pulkovskoje wonen te controleren. Hij wil weten wat we van plan zijn de komende dagen te doen. Vrijdag gaan we naar de datsja. Hij knikt instemmend, 'dat is verreweg het beste om te doen met die drukte, bovendien zal u knettergek worden van de paspoortcontroles op straat'.

Donderdagochtend gaan Kolja en ik naar de kleuterschool om afscheid te nemen van de juf. Er zijn nog maar zes kinderen in de klas, de overige twintig zijn al in de datsja's of in de zomerkampen ondergebracht. We lopen vanaf de kleuterschool naar het metrostation om pasfoto's te maken. Bij het doorsteekje van hotel Pulkovskaja worden we door een agent tegengehouden, we moeten het voetpad over het plein van de overwinning volgen. Niemand mag langs de ingang van het hotel lopen. Zo te zien is er weer een oefening aan de gang. Op de Moskovski prospekt is het nooit zo rustig geweest, alle kiosken zijn gesloten, er lopen bijna uitsluitend agenten en stillen rond. 's Avonds vliegen de helikopters van het leger laag over de flats van ons buurtje, het lijkt wel een vredige staat van beleg.