De verstandkies

Nikolai is nauwelijks zes maanden oud en wij bevinden ons in de datsja. Tot mijn grote ontzetting is iedereen, dat wil zeggen Natasha, haar moeder en de buren, het er over eens dat het voor hem het beste is om de gehele vakantie in de buitenlucht door te brengen. Ze hebben natuurlijk gelijk, maar ik had liever nog een paar dagen lekker door de stad gezworven. Heb ik hier nu het hele jaar voor gewerkt denk ik vol zelfmedelijden.

Kolja wordt iedere ochtend om zes uur wakker. Ik verschoon hem, kleed hem aan en ontbijt met hem. Daarna plaats ik hem in de buggy en maak een wandeling naar de rivier. Als uren later de rest van de familie opstaat ben ik alweer aan een middagdutje toe. Ik vind het heerlijk om in alle vroegte op te staan. Ik kijk naar de specht en de eekhoorntjes in de tuin. Wanneer Kolja in slaap valt neem ik de gebroeders Karamazov ter hand.

Helaas begint mijn verstandkies op te spelen. Deze groeit heel langzaam waardoor het tandvlees steeds kans ziet om weer dicht te groeien. Meestal blijft het bij een incidentele bloeding, maar deze keer begint mijn linkeronderkaak behoorlijk zeer te doen. De volgende dag doen beide kaken vreselijke pijn, en ik heb koorts. Het wordt tijd om een tandarts te zoeken.

Natasha en ik gaan naar het vakantiekamp. Twee keer per week is daar spreekuur van een tandarts uit de stad. De tandarts is een heel aardige vrouw, die mij direct op mijn gemak probeert te stellen. Dat is ook wel nodig want de apparatuur die zij hier tot haar beschikking heeft misstaat niet in een middeleeuwse folterkamer. Zij vertelt dat de wortel van mijn verstandkies is ontstoken. Jammer genoeg kan ze geen foto maken, want er is in het dorp geen röntgenapparatuur aanwezig. Ze besluit de kies toch te trekken. Ze pakt een kolossale spuit. Ik voel dat ik duizelig wordt. Gelukkig grijpt Natasha in en vraagt haar een wegwerpspuitje te gebruiken.

Ik krijg mijn eerste dosis, ik voel een warme gloed in mijn maag, mijn hoofd wordt licht en vliegt als een ballon de lucht in, de pijn is nagenoeg verdwenen. Een totale onverschilligheid heeft zich meester van mij gemaakt. Dit is nou niet de plaatselijke verdoving die je van een Nederlandse tandarts krijgt. Ter controle raakt zij mijn tandvlees aan, ik keer even terug op aarde. Zij geeft mij een tweede dosis. Ik proef iets bitters en slik het door, mijn tong is dik en dor. Ik vlieg, maak een salto, nog een, ik ga steeds sneller wentelen en verlies mijn bewustzijn. Ik kom weer bij van de scherpe geur van de ether.

Dan zie ik dat zij een houtenbeitel in mijn mond zet en dat Natasha er een beetje verloren bijstaat met een houten hamer in haar handen. Het gereedschap om een tent mee op te zetten, denk ik lacherig. Ik hoor kloppen, het doet geen pijn, maar ik word er doof van, het kloppen is overgegaan in heien, harder en sneller. Ik wil slapen maar vanwege de herrie lukt dat niet. Ik hoor de tandarts tegen Natasha roepen, sla harder dan is het sneller voorbij. Dan hoor ik luid gekraak en voel dat mijn kaak openscheurt. De opgeluchte tandarts laat me de verstandkies zien. Hij is helemaal heel gebleven. De tandarts wijst de boosdoener aan, het is linkerwortel die als weerhaak in mijn kaakbeen vastgeklonken zat. Zij strooit nog wat penicilline in het gapende gat in mijn kaak.

Enige tijd later is de verdoving uitgewerkt. Het lijkt wel of de heimachine met terugwerkende kracht zijn werk doet. Mijn hoofd lijkt uit elkaar te barsten en ik schreeuw om een verdoving. Ineens staat Andrei voor mij met een fles zelf gestookte pepervodka. 'Medicijn', mompelt hij en schenkt twee glazen in. De pepervodka brandt in de wond. Hij vult de glazen nog een keer. 'Goed zo', hoor ik hem nog net zeggen en val in een lange, diepe slaap.